Over rangwisseling en inningsbevoegdheid bij pandrecht
Een beschouwing van HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:524 (Van Dooren q.q./Bontrup)
Op 9 april 2021 heeft de Hoge Raad zich voor het eerst uitgelaten over een vraag die de gemoederen in de literatuur al langere tijd bezighield: is rangwijziging bij pandrecht mogelijk? Het antwoord is a resounding yes.
Naar analogie van de rangwisselingsmogelijkheid bij hypotheek van art. 3:262 BW kunnen partijen bepalen dat een pandrecht ten opzichte van een of meer andere pandrechten op hetzelfde goed een hogere of lagere rang heeft dan het volgens de prioriteitsregel toekomt. Het arrest komt daarmee tegemoet aan een praktijkbehoefte die ook aan art. 3:262 BW ten grondslag heeft gelegen. De Hoge Raad komt in het arrest verder terug op een beperking van de inningsbevoegdheid van de pandhouder uit zijn eerdere rechtspraak. Wij bespreken een en ander aan de hand van de relevante feiten, de stand van de literatuur en het arrest van de Hoge Raad en sluiten af met enkele observaties voor de praktijk.